10 maart; als de eerste narcis bloeit, de eerste vlinder fladdert, de eerste hommel bromt en de eerste paardenbloem bloeit, spelen kinderen buiten, fietst een jongen met losse handen in een t-shirt en staan er 4 karren met mest op het pad naar de volkstuin.
De spa gaat in de grond, tuinders rechten ruggen en kijken afwisselend naar ’t blauw en naar ’t einde van de voor.
De zon schijnt en alles is zoals ’t moet en niets of niemand had iets afgesproken.
Ik zuig de lente.
Even later ontploffen in ’t dorp forsythia’s, prunussen en magnolia’s en wroeten mensen in tuinen; dat alles onder een strak blauwe lucht en bij een droge bries.
26 maart; ik doe de dijk.
De knoppen zwellen.
De wilg is er grijs-groen, de weilanden strak , de meidoorn gewoon groen, ’t eerste riet loopt uit, zijn de pollen van de lis fris groen, racen meerkoeten over ’t water, stuiven eenden op, staat de ooievaar op ’t nest, zweven en roepen buizerds en vliegen zwanen.
Ik zuig de lente maar ik hoor of zie geen kievit en geen grutto.
Motoren uit de schuur, campers op de weg, volle rotondes, drukte bij de brug, ijsjes om te likken, fietsers in alle kleuren, zoevende bandjes, rugzakken op de route, mensen groeten, meisjes in rok, volle terrassen.
Bijna is alles zoals ’t moet; ik mis de kievit en de grutto.
Plaats een bericht