't Weer...
De hele maand december wil ‘t het niet vriezen, ook niet op klomphoogte.
De maagdenpalm bloeit voorzichtig, narcissen en krokussen komen kijken.
In het bos steekt nieuw groen gras de kop op.
Op 17 december is ‘t een frisse zomerse dag met 17 graden; in de stad lopen grapjurken in korte broek of zitten op ’t terras en met de kerst eet een tuinder in Limburg verse asperges.
’t Weer is in de war.
Midden januari dreigt de winter met onmiddellijk code rood.
In Dalfsen gaan scholen dicht en schaatsen kinderen op straat.
Zondag 17 januari valt de eerste sneeuw en op “blue monday” is er het mooiste weer van de wereld met poedersneeuw in het bos, een ijslaag op de vennetjes, ijsdruppels aan de hei, alles onder een strak blauwe lucht en een heldere winterzon.
En als ik thuiskom van de hei: 8 putters in de lavendel op zoek naar zaadjes en een beetje mediterrane warmte.
Putters of distelvinken, ik noem ze altijd zo, in ėėn adem, overgehouden aan het jumbokwartet.
Samen met de gewone vink of boekvink, de appelvink en de geelgors, de laatste weet ik niet zeker, vormen ze een kwartet.
“Mag ik van jou de putter of distelvink ?”
“Nee, heb ik niet” en dan door een zwijgende slimmerd gluiperig beroofd worden van het resterende drietal.
Ze blijven me altijd bij: een beetje on-nederlands, in vroeger dagen symbool van ijdelheid, wat lawaaiig gekleurd, meer voor in de volière.
Januari geeft 95 mm regen; ’t wordt een nat voorjaar, zeggen de voorspellers.
Dat komt door el nino, zeggen de wijzen.
Ik weet ’t niet; ’t weer is nooit in de war, ’t heeft haar eigen wetten.
Ik wacht af, laat de schaatsen in ‘t vet en koop een paraplu en ga met de kleinzoon kwartetten.
Plaats een bericht