Niks zo opbeurend voor ’t gemoed als eind februari: je eet bij licht. Voort met de geit en op naar 20 maart 23.45 uur, ik ga er mijn bed niet voor uit, maar de zon gaat loodrecht boven de evenaar staan, dag en nacht even lang.
’t Heeft even geduurd maar dan krijg je ook wat: lente, nergens zo bezongen als door Maarten van Roozendaal in “ Mooi”. Lente komt van lengen, ’t lengen van de dagen tot de zonnewende op 21 juni. Ik heb er geen kalender of klok bij nodig.
Der Frühling ist da, le printemps est la, maar vooral: it ’s springtime volgens de Engelsen. Springtime is wat lente met je doet: voor altijd en eeuwig jong zijn, tomeloze jeugd zonder eind; seizoen zonder schaduw. Of: ’t oude vel laten koesteren en de oude botten laten warmen voor nog een ronde.
Alles aangestuurd door de onmetelijke energie die lente met zich meebreng; wat een grootse verspilling, wat een feest. Je ver voor die datum al eens stiekem laten gaan met een huppelpasje op de Vechtdijk als je boven de uiterwaarden de eerste kieviten ziet. Of een huppelpasje wanneer de futen even verderop nog een beetje in ’t wilde weg aan ’t duiken zijn en dan boven komen en zich afvragen: ik hier?
Wat een verspilde energie, wat een feest. Een stiekem huppelpasje bij de eerste ooievaar op ’t nest aan de Vecht; uiteindelijk om te oefenen voor het grote dartelen dat lente moet zijn. Dartelen in de Prinsenstraat en rond de kerk op een mooie lentedag; ’t zou wat zijn.
r.j.
Plaats een bericht
2 Reacties